Het keerpunt begint met
de tranen van God
Al dagen draai ik er omheen,
al sinds het moment dat ik het groene kartonnen doosje in mijn handen
gedrukt kreeg van mijn vader. Hij had het gevonden tussen de spullen van mijn
overleden moeder. Na de eerste vluchtige blik op de inhoud van het doosje, heb
ik nog niet de moed kunnen vinden om er verder naar te kijken. Steeds opnieuw
verplaats ik het van de tafel naar de kast maar nooit uit mijn blikveld. Soms
denk ik zelfs dat er een vreemde aantrekkingskracht vanuit gaat, alsof stemmen
uit het verleden me manen om een kijkje te nemen in hun leven van weleer. Ik weet
wat er in het doosje zit, het zijn brieven en kaarten van lang geleden,
zorgvuldig bewaard door mijn grootmoeder. Het tastbare bewijs dat ze ooit
bestaan hebben, ooit een leven hadden voordat er ergens iemand besloot dat ze
dood moesten. Maar nu is het dan zover, ik heb het doosje voor me staan en til
het deksel eraf. De geur van vergeeld papier en vervagende inkt stijgt op en de
zielen van de schrijvers verheugen zich op de stem die ik ze ga geven.
Bovenop het stapeltje ligt
de foto van mijn grootvader, hij blikt ernstig in de lens van de camera die hem
op dat moment vereeuwigde. In zijn ogen is het diepe verdriet te lezen dat zijn
hart verscheurt heeft. Hij stierf toen ik vijftien was, na zijn zesde
hartinfarct. Dat hij het nog zolang volgehouden heeft is een godswonder te
noemen. Zijn wil om te blijven leven was zo groot, alsof hij wilde bewijzen dat
hij boven de dood kon staan. Hij was één van de weinige overlevenden van de
holocaust. Het grote keerpunt in het leven van miljoenen mensen.
Ik leg de foto naast me neer
zodat hij met me mee kan kijken. Dan pak ik voorzichtig de totale inhoud uit
het doosje en krijg een onwerkelijk gevoel, alsof ik even tussen twee werelden
vertoef. Een rilling trekt door mijn lijf en ik besef dat deze erfenis meer
waard is dan ik kon vermoeden. Vanuit hun onvindbare graven, strekken ze hun
handen uit naar mij. Naar het leven.
De eerste enveloppe die ik
open, bevat drie kleine vergeelde briefkaartjes verstuurd vanuit Westerbork aan
mijn grootouders. De eerste is gedateerd op “11 October 1942” De tekst luidt;
“Lieve Simon en Rina,
Wij zijn nog steeds in
Westerbork, wij zijn gezond maar komen een boel tekort. Levy ligt in het
ziekenhuis in Doetinchem, heel Rotterdam ligt hier. Wij vertrekken zeker niet
voor vrijdag, wees zoo goed en ga naar Miep in de Vijverhofstraat en zeg dat je
zoo spoedig mogelijk levensmiddelen stuurt. Mijn adres is; Lager Westerbork.
Barak 84. M. Hofstede- de Winter, 3 april 1894. Aan alle de groeten, Bets en
Maup.”
Ik herinner me de verhalen
van mijn oma, hoe ze vertelde over het grote Joodse gezin waarin ze als jong
'christelijk' meisje terecht was gekomen. Haar schoonmoeder, al jong weduwe
geworden met de zorg voor 8 kinderen, was een typische Jiddische mama. Als een
ware 'kloek' bestierde zij haar gezin en een grote slagerij. Tot het moment dat
zij weggevaagd werden, gewist uit de tijd. Ontelbare keren heeft zij de namen
genoemd van allen die weggevoerd zijn, hun wisse dood tegemoet. Ik heb ze in
mijn geheugen geprent en nu, met het bewijs van hun bestaan in mijn handen ben
ik blij dat ik ze 'ken'.
De tweede kaart is gedateerd
op “15 October 1942”
“Lieve Simon en Rina,
Het is donderdag en wij zijn
nog steeds hier en vertrekken denkelijk vrijdag 16 Oct. Wij zijn gezond maar
het is hier niks goed. Weinig eten en slechte ligging. Doe moeder en kennissen
de groeten. Als ik niet vertrek, schrijf ik om levensmiddelen, wij gaan op hoop
van zegen. Kop op..het is hier stikvol. Doe Eef, tante Suus ( stukje onleesbare
tekst) het beste, Maup en Bets.”
De derde en tevens laatste
kaart is gedateerd op “18 November 1942”
“Lieve Rina, Simon en
kinderen,
Vaarwel bij mijn vertrek
vanuit Westerbork. Levy ( 's nachts 1 uur)”
Het handschrift is sierlijk
maar duidelijk gehaast, de tekst veelzeggend. Voor mijn geestesoog reizen de
beelden op zoals ik ze ken van documentaires op tv. De treinen met open
vee-wagons, volgestouwd met mensen. Jong, oud, kinderen. Hartverscheurende
beelden van gezinnen die uit elkaar gerukt worden. Tranen vullen mijn hart
omdat ik nu weet wat zij slechts konden vermoeden. Het was hun laatste reis.
Achterop de enveloppe, waarin de kaartjes hun laatste rustplaats hebben
gevonden, is geschreven; Opoe Hofstede/Sobibor, Levy en Maurits/ Opertiliciè.
Ik heb gezocht maar niet gevonden, het woord is nauwelijks leesbaar en de
'plaatsnaam' niet bekend. Ze zijn verdwenen via de schoorstenen van de
crematoria, te samen met miljoenen anderen.
Mijn hand zweeft boven de
volgende enveloppe, mijn vingers trillen als ik hem open. Twee opgevouwen,
dicht beschreven vellen papier vallen eruit. Mijn oog valt op de ondertekening
“ Denk nog eens aan jullie Leentje”. Helena Hofstede de jongste zus van mijn
opa, naar haar ben ik vernoemd. Haar beeltenis heb ik gezien in het oude
familiealbum, een jonge vrouw met bekende gelaatstrekken. Zij verkoos de dood
boven ondraaglijk verdriet en heeft zich verdronken in de vaart achter haar
onderduikadres. Zou ze voorvoeld hebben dat haar familieleden nooit hun plaats
meer in zouden nemen? Haar afscheidsbrief is gericht aan 'Oom Kobus' en 'Tante
Geertje', de mensen bij wie ze een veilige haven had gevonden. Ze verwacht geen
wonder meer, iedereen is weg en zij vormt een gevaar voor de goede mensen en
hun gezin. Verraders slapen nooit.
Wolken schuiven voor de zon
en de schaduwen in de huiskamer verdiepen zich, ik heb het koud. Alsof het
donkere, kille water van de vaart zich boven mijn hoofd sluit. Regendruppels
kletsen tegen het raam en vervolgen kronkelend hun weg naar beneden. De tranen,
die zich verzameld hebben in mijn ogen, stromen over mijn wangen en vermengen
zich met die van God. Dan breekt de zon weer door de wolken en het licht
verdrijft de duisternis.
Een snelle blik op de klok
laat zien dat het hoog tijd is om mijn kleindochter uit school te gaan halen.
Ik hunker ernaar om haar in mijn armen te sluiten en het leven te omhelzen. Het
leven dat voor velen zo abrupt geëindigd is. Het keerpunt voerde niet naar het eindpunt.
Het bloed van Salomon, David, Simon, Levy, Maurits, Isaak, Corry en Leentje
stroomt door mijn en haar aderen. Voorzichtig schuif ik de brieven terug in de
enveloppe, het papier voelt broos en teer. Dan de foto van mijn grootvader weer
bovenop het stapeltje en ik sluit het deksel van de doos. Het is mooi geweest
voor vandaag. Met een zucht trekken de geesten zich terug in de schaduwen. Ze
zijn tevreden, ze zijn 'gekend'.
* Gepubliceerd in de bundel "Het Keerpunt" van uitgeverij LetterRijn.
* Gepubliceerd in de bundel "Het Keerpunt" van uitgeverij LetterRijn.