zondag 24 maart 2013

Een stukje hemel op aarde

Hemels Genot

Nu niet zeuren meid! Dit is wat je wilde, éérst Rome zien en dan sterven.
Met de moed der wanhoop bestijg ik de honderden treden in de koepel van de Sint Pieter. Mijn hart bonkt als een bezetene in mijn borstkas, elke ademtocht is een marteling en het zweet druipt prikkend in mijn ogen. Voor en achter mij, klimmende mensen die allemaal hetzelfde willen. Naar boven! Ik vraag me serieus af hoeveel personen zich daar boven bevinden en of het dak dat wel aan kan. Ik houd mijn blik strak gericht op de benen van mijn dochter en sleur mezelf, langs de leuning, de volgende tree op. De toch al smalle gang wordt nog smaller en begint enigszins naar rechts te hellen. Ik steun met mijn hand tegen de binnenkant van de koepel. Dit is toch géén doen. Een stekende pijn in mijn borst maakt dat ik even gierend naar adem hap en het word zwart voor mijn ogen. Als dit zó doorgaat, leg ik hier binnenin die verrekte koepel nog het loodje.
Niet “eerst Rome zien en dan sterven” maar “ter plekke in Rome sterven.”

De atmosfeer in het nauwe gangetje is niet te harden, zwetende en hijgende mensen maken dat de aanwezige zuurstof vergeven is van stank. Gelukkig haal ik adem door mijn mond anders zou ik ook nog over mijn nek gaan! Wéér een tree en dan eindelijk een klein nisje met een langwerpige opening waardoor een stukje van de blauwe hemel te zien is. Ik trek aan het shirt van mijn dochter en wenk met mijn hoofd naar links, ze snapt de hint. Even op adem komen! De man achter me heeft hetzelfde idee. Met een knalrood hoofd van inspanning schuift hij zijn dikke lichaam de nis in en ik word tegen de ruwe steen gedrukt. Daar gaat mijn kans op een paar happen frisse lucht. Maar als ik naar zijn zwoegende borst en bezweette gezicht kijk gun ik hem die paar teugen wel. Hij is er zo mogelijk nog slechter aan toe als ik. Mijn dochter is inmiddels in staat om op de 'noodknop' te drukken, die verwacht een dubbele hartaanval bij het setje in de nis. Ik schud mijn hoofd en verder gaat de tocht.
We voegen ons weer naadloos in de eindeloze stroom mensen die maar één ding willen.
“Omhoog, omhóóg!”

En dan eindelijk, eindelijk is daar het kleine ijzeren trapje dat naar buiten voert. Ik wurm mijn klamme lijf door de opening en stap op de 'krans' rondom het hoogste punt van de koepel. Een duw in mijn rug maakt dat ik bijna over de balustrade duik en een razend snelle terugtocht aanvaard. Een diepe zucht en mijn longen vullen zich met frisse lucht. Ik veeg het zweet van mijn gezicht en knipper een paar keer met mijn ogen tegen het felle zonlicht en daar ligt Rome aan mijn brandende voeten. Duidelijk tekenen de heuvels, waarop de stad gebouwd is, zich tegen de azuurblauwe hemel af. Recht voor me uit zie ik hoe het Sint Pieterplein overgaat in de Via della Conziliazione en in de verte zijn de contouren van Castel Sant ' Angelo zichtbaar. Daar gaan we morgen naar toe, nu wil ik alleen maar even zitten op het smalle stenen bankje dat tegen het dak van de koepel geplakt lijkt. De lange blonde haren van mijn dochter, verwaaien langs haar gelukzalige gezicht. Haar blauwe ogen wedijveren met de kleur van de hemel boven haar en even meen ik een stralenkrans om haar hoofd te zien maar dat zal wel door het zuurstof gebrek komen. Nog een paar foto's en weer naar beneden. Gelukkig weet ik nu wat me te wachten staat en ach, naar beneden gaat gemakkelijker dan naar boven.

Een blik op mijn horloge laat me zien dat het tijd wordt om de Sint Pieter te laten voor wat hij is. Mijn maag rammelt, de dag is verstreken zonder dat we er erg in hadden. De kunstschatten van Vaticaanstad hebben onze aandacht uren vastgehouden maar nu is het toch écht de hoogste tijd om weer naar het hotel te vertrekken voor ons diner. Nog éénmaal een hoge trap beklimmen. Bovenaan staan twee Romeinse goden die lonkende blikken naar mijn prachtige dochter werpen. Koket lonkt ze terug, ik sjok als een oud molenpaard achter haar aan en gun haar die blikken van harte. Ik wens nu nog maar één ding! Mijn door de airco gekoelde hotelkamer met het uitnodigende bed. Een tweede ademloos rondje door de Sixtijnse Kapel en via de “Ontdekking van de Hemel-trap” naar buiten. De muren van Vaticaanstad werpen lange schaduwen over de straat en in die schaduw wachten we op de bus. We hebben dorst en zijn gesloopt. Acht uur lang hebben we door overdadig vol geschilderde gangen gelopen. Met onze hoofden in standje moeilijk, de plafonds bekeken. Vol bewondering en verwondering de kunstzinnige uitspattingen aanschouwd. Maar nu is de energie-fles leeg en ons brein overvol, ik slaak dan ook een zucht van verlichting als de juiste bus arriveert.

Glijdend op de spekgladde stoeltjes proberen we in te schatten hoe de chauffeur de volgende bocht gaat nemen. Zes haltes verder stappen we zonder botbreuken weer op het hete asfalt om de laatste honderd meter naar ons hotel af te leggen. De lobby is overvol, er is zojuist een bus vol toeristen aangekomen en de weg naar de lift is versperd door rolators en koffers. Zuchtend beklimmen we, met het laatste restje moed, de twee trappen naar onze verdieping. Nog 20 stappen. Voordat de deur in het slot valt, heb ik mijn schoenen al uitgedaan en sleep mezelf naar de badkamer. Ik laat me op het toilet zakken en plant beide brandende klompen vlees in het bidet. Een druk op de knop en dan stroomt het verkoelende water over mijn getergde onderdanen. Een Hemels Genot! Met hoofdletters, ja!!!

@Marianna 2012

Één van de winnende verhalen uit de bundel "Een Hemels Genot" 

3 opmerkingen:

  1. een reisgids schrijven zou ik je af raden, hetgeen op een vreemde manier een compliment voor je verhaal is .... :)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hahahahahaha ik rol ter plekke van mijn stoel rechtstreeks onder mijn bureau.....Dankjewel Ieko!!!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Geweldig verhaal! Dat je tussen alle humorvolle ellende toch duidelijk weet te vertellen hoe mooi Rome is.

    BeantwoordenVerwijderen